This website uses features that your browser doesn't support. Please upgrade to a recent version of your browser.





















Een Mechels poppetje uit India



Maak kennis met de nieuwste aanwinst van Museum Hof van Busleyden. Het is geïnspireerd op Mechelen's meest succesvolle exportproduct: de poupées de Malines of Mechelse poppetjes. En daar hangt een bijzondere geschiedenis aan vast.





Salvator Mundi

Dit kostbare beeldje stelt Jezus voor als kind. In zijn ene hand houdt hij een wereldbol. Met zijn andere hand maakt hij een zegenend gebaar. Het verwijst naar hoe de Christenen Jezus zien, als de redder van de wereld. Of in het Latijn: Salvator Mundi.

Het beeldje is gemaakt in Goa, een stad en regio aan de zuidwestkust van India. Wellicht aan het einde van de zeventiende of het begin van de achttiende eeuw.

Het zegenend Jezuskindje doet erg denken aan gelijkaardige beeldjes, die een eeuw eerder erg populair waren. Het gaat om de 'Mechelse popjes', vaak aangeduid met de Franse term poupées de Malines. Niet toevallig haalde de maker van dit beeldje zijn inspiratie bij de Mechelse popjes uit het begin van de zestiende eeuw.



Hier zie je zo'n beeldje uit de collectie van Museum Hof van Busleyden. Het is ook een zegenend Jezuskindje, een Salvator Mundi. Herken je het zegenend gebaar?

Ze lijken erg op elkaar, en toch zijn er opmerkelijke verschillen tussen de twee. Zo is dit beeldje gesneden uit hout, terwijl het popje uit India uit ivoor is gemaakt. Dit beeldje is iets groter van formaat, en de vormen van het gezicht van Jezus zijn wat anders.

Die verschillen zijn vooral het gevolg van het feit dat dit beeld niet in Mechelen is gemaakt, maar in India.

Maar hoe kwamen die Mechelse poppetjes aan de andere kant van de wereld terecht?

Mechelse popjes op verovertocht

Mechelse popjes, en dan vooral de zegenende Jezuskindjes, zijn zonder twijfel het meest verspreide Mechelse exportproduct uit de geschiedenis.

In de zestiende eeuw worden ze doorheen Europa geëxporteerd en al snel ook nagemaakt. Bijvoorbeeld in Spanje, waar de Vlaamse kunst hoog aangeschreven staat.

Maar de beeldjes reizen ook verder. Zo zou ontdekkingsreiziger Ferdinand Magellaan tijdens zijn reis rond de wereld (1519 - 1521) een Mechels popje meenemen en achterlaten op de Filippijnen.

De meeste Mechelse popjes raken verspreid via Antwerpen en zijn wereldhaven. Bestemming? De Spaanse en Portugese kolonies in Amerika en in Azië.

De beeldjes zijn er enorm populair. Omdat vraag veel groter is dan het aanbod, gaan lokale ambachtslui ze zelf maken. Als materiaal gebruiken ze geen hout, maar het meer vertrouwde ivoor. Meer en meer worden ze ook aangepast aan lokale iconografische tradities en smaken.

Een Indisch ivoren beeldje naar een model uit het zestiende-eeuwse Mechelen is minder vreemd dan op het eerste gezicht misschien lijkt.

Het is het resultaat van een confrontatie tussen twee culturen: die van de (Habsburgse) Nederlanden en die van het Indische subcontinent, een half millennium geleden.

Het is een verhaal van hebzucht en geweld, maar ook van een vruchtbare culturele uitwisseling in een wereld die groter was dan we vandaag misschien geneigd zijn om te denken.

Goa, het Rome van het Oosten

Het is niet toevallig dat dit popje waarschijnlijk in Goa is gemaakt. Omwille van haar gunstige ligging was Goa immers de hoofdstad van de Portugese bezittingen in India (Estado da Índia), een reeks langs de kust gelegen enclaves.

De Portugese aanwezigheid in India begint in 1498. Ontdekkingsreiziger Vasco da Gama meert aan in Calicut (het huidige Kozhikode) zo’n 600 km ten zuiden van Goa. De Portugezen hopen een monopolie te verwerven op de zeer lucratieve handel in specerijen tussen Azië en Europa. Vooral gember, peper, kaneel, kruidnagel, muskaatnoot en foelie staan op de verlanglijst.

Goa is op dat moment voor de Portugezen en andere Europeanen ook een belangrijk religieus centrum. Het staat dan bekend als het Rome van het Oosten. Daarvan getuigen ook vandaag nog de talrijke katholieke kerken .

Vandaag is Goa vooral bekend omwille van zijn dancings en prachtige stranden – eerder het Ibiza van het Oosten, zeg maar.

De Portugezen organiseren een regelmatige scheepsverbinding tussen Lissabon en Goa, via Kaap de Goede Hoop. Een enkele reis duurde niet minder dan acht maanden!

Niet enkel de Portugezen maken gebruik van de verbinding. Ook de Habsburgers: Spanjaarden, Italianen en Duitsers doen dat. En Vlamingen. Onder hen bijvoorbeeld de broers Jacques en Joseph van de Coutere uit Brugge. Zij ontvluchten de Tachtigjarige Oorlog om hun geluk te beproeven in Azië.

De twee Vlamingen arriveren in 1592 in Goa en ontpoppen zich tot succesvolle diamanthandelaars. Jacques schrijft zijn ervaringen neer in zijn memoires, Vida de Jacques de Coutre, natural de la ciudad de Bruges (1623-1628).

Voor wie avontuurlijk is aangelegd, heeft het zo zijn voordelen om onderdaan te zijn van een rijk waar de zon nooit ondergaat.

Aan het hof van de Mogols

Het verhaal van de Portugezen in India is complex en niet los te zien van de Europese koloniale expansie. Toch is de etnische en religieuze situatie in India tijdens de vroegmoderne periode meerlagiger dan bijvoorbeeld in Zuid-Amerika.

Toen de Portugezen er voor het eerst voet aan land zetten, ontdekken ze er een diverse en verfijnde cultuur, die op veel vlakken toleranter is dan de Europese. Diverse religieuze gemeenschappen leven er naast en door elkaar: hindoes, boeddhisten, joden, moslims en ook christenen.

In het noorden van India regeren de Mogols . Zij zijn islamieten maar staan erg tolerant tegenover andere godsdiensten. Al in de zestiende eeuw reizen Jezuïeten vanuit Goa naar het hof van de Mogols om er te discussiëren over religie.

Ze brengen onder andere prenten met zich mee, die vooral in Antwerpen worden gedrukt. En, niet onwaarschijnlijk, ook Mechelse popjes. In 1580 krijgt de Mogolkeizer een exemplaar van de polyglotte bijbel van Christoffel Plantin cadeau.



De kunsten aan het hof van de Mogols zijn van een fabelachtig niveau, vooral de architectuur (denk aan de Taj Mahal), de literatuur en de miniatuurkunst. Al sinds de 16de eeuw werken er Europese kunstenaars aan het hof van de Mogols.

Lokale kunstenaars werden gestimuleerd om Europese voorbeelden na te volgen, zoals ook het geval is in Goa met de zegenende Jezuskindjes. Dit leidt tot Indische miniaturen op basis van (vooral Antwerpse) prenten.











Miniaturen van Rembrandt

Anderzijds is ook in Europa de fascinatie voor India groot. En daar zijn Vlaanderen en de Nederlanden geen uitzondering in. Al in 1504 verschijnt er onder de titel Calcoen in Antwerpen een anonieme beschrijving in het Nederlands van de tweede reis van Vasco da Gama naar India een jaar eerder (1502-1503), wellicht van een Vlaming die was meegereisd.

Antwerpen wordt in die periode de Europese draaischijf voor de Portugese handel in specerijen uit Azië. In 1563 vormt de aanwezigheid van de Indische olifant Emanuel, met zijn Indiase begeleider (mahout), in Antwerpen een ware sensatie. Het dier is een geschenk van de Portugese koning Manuel I aan de Habsburgse keizer Maximiliaan II.

De echte interesse in Indische geschiedenis en cultuur komt vooral vanaf het midden van de zeventiende eeuw op gang in de Nederlandse Republiek. De Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) is ondertussen een geduchte concurrent voor de Portugezen in de handel in specerijen en edelstenen uit het Verre Oosten langs de Kaaproute.

De Indische cultuur wordt al snel een belangrijk studieobject aan de pas opgerichte Universiteit Leiden. In de kunstcollecties van welvarende Hollandse burgers duiken steeds vaker schilderijen, miniaturen en allerlei kunstvoorwerpen uit India op. Het is in een van deze salons dat ene Rembrandt van Rijn enkele Mogolminiaturen kopieert. Zowel enkele van zijn schetsen als van de miniaturen zijn overgeleverd.











Het zijn sprekende getuigen van de fascinerende culturele interactie tussen de Nederlanden en India tijdens de vroegmoderne tijd, waar ook het ivoren Jezuskindje uit Museum Hof van Busleyden een product van is.